Opa in de bergvallei
De volgende dag gaat Samuel weer op weg met zijn schapen. Dit maal trekt hij de andere kant op, naar de vallei in de bergen waar vaak nog wel wat voedsel te vinden is. Het is een lastig pad en weinig herders gaan met hun kudde die kant op, maar Samuel durft dat best. Hij heeft het van opa geleerd en dat gaat ook nu weer lukken. Het is al wel koud op de berg maar straks, na de spelonk in de vallei is het rustiger, weet Samuel uit ervaring. Nog maar een paar meter en dan hebben de eerste schapen de vallei bereikt. Samuel had gelijk. Hier is nog genoeg voedsel voor zijn schapen. Gelukkig maar. Dan is die lastige tocht niet voor niets geweest. Maar wat is dat? In een hoekje van de vallei staat een tent, nou een klein tentje. Dat is nieuw. Samuel gaat eens even kijken. Dichtbij gekomen hoort hij geronk. Er ligt iemand in te snurken in de tent. Samuel kijkt voorzichtig om het hoekje en ziet een oude man in diepe rust. Samuel laat hem lekker slapen. Een paar uur later komt de oude man voorzichtig zijn tent uit. Samuel heeft een vuurtje gemaakt en de oude man vraagt of hij erbij mag komen zitten. Natuurlijk mag dat. Dan vertelt hij. Hij is te zwak om nog met zijn stam verder te reizen. Zijn stam is doorgetrokken naar nieuwe gebieden en hij is hier achter gebleven. Als hij de winter heeft overleeft, komt de stam hem in het voorjaar weer ophalen. Zo niet, dan gaat hij hier dood en zullen de stamleden zijn lichaam verbranden. Samuel belooft de oude man dat hij zijn best zal doen om hem te verzorgen. Hij melkt een schaap en geeft de oude man een kruik vol met schapenmelk. Als hij vertrekt, geeft Samuel hem ook nog een lichtje uit de wonderlantaarn, zo hoeft de oude man niet in het donker te leven. Ook geeft het lichtje een beetje warmte. Dan vertrekt Samuel met zijn schapen naar de stal. De twee lichtjes in de wonderlantaarn doen extra hun best, zodat het net lijkt alsof ze nog met 4 zijn.
|