De hut in het bos
Ook vandaag is het alweer donker als Samuel onderweg is naar de schapenstal. Hij loopt door een deel van het bos dat hij nog niet zo goed kent. Het is pikkedonker en de toverlantaarn doet enorm zijn best. Dan hoort hij iets, het klinkt heel zacht. Het lijkt net of er iemand roept. Samuel doet zijn uiterste best om het goed te horen. Ja hoor…… links van hem…… daar hoort hij iets. Hij houdt zijn lantaarn hoog en loopt de kant op van het geluid. Daar staat een klein bouwvallig hutje. En in dat hutje klinken stemmen. Niet boos, niet verdrietig, gewoon. Samuel is nieuwsgierig. Hij heeft dit hutje nog nooit gezien. Hij klopt op de gammele deur. Kom maar binnen roept een stem. Samuel stapt naar binnen en neemt zijn wonderlamp mee. In het hutje ziet hij een meisje bij het bed van een oude vrouw zitten. “Dag”, zegt hij, ‘ik ben Samuel’. “ik ben Sara”, zegt het meisje, en dit is mijn grootmoeder”. Na een kort gesprekje weet Samuel dat Sara en haar grootmoeder deze herfst het hutje hebben gebouwd. En dat ze niet veel hebben maar dat Sara in het bos genoeg vindt om van te leven. Vuur maken in de houten hut durven ze niet dus zitten ze nu heel lang in het pikkedonker. Samuel aarzelt even. Dan pakt hij een licht uit de toverlantaarn en geeft het aan Sara. Dan vertrekt hij en belooft zo af en toe te komen kijken. Hij laat zijn ene lichtje achter bij Sara en haar grootmoeder. Maar dat geeft niks. Hij heeft nog 3 toverlichten.
|